Een toevallige reisgenote - 1000-woorden

Duizend woorden zeggen meer dan een one-liner
Ga naar de inhoud

Hoofdmenu:

 
Een toevallige reisgenote

 
 Na zes jaar zware studie was ik een half jaar geleden afgestudeerd. Daarom kwam het mij vreemd voor dat mijn wekker zo vroeg afging, en mijn welverdiende rust op dit tijdstip verstoord werd. Het was mij nog nooit overkomen, want tijdens mijn studie begon het vroegste college pas om tien uur en aangezien ik een kamer had die op nog geen vijf minuten lopen van de universiteit lag, ging mijn wekker nooit voor halftien af. Het viel dan ook niet mee om mijn trage hersens te consulteren
Na de diploma-uitreiking had ik niet veel gedaan. Solliciteren deed ik niet. Mensen zeiden wel dat ik moest schrijven, maar wanneer ik een baan wilde, dan zou ik me melden en direct kunnen beginnen. Ik was toch immers de enige geschikte kandidaat. De letters L,O en F prijkten op mijn diploma.
Dat was het: Ik zou deze ochtend beginnen met werken. Vandaar dat die wekker te keer ging. Het was dus een begin van een lange reeks rustverstoringen. Vandaag was er een einde gekomen aan het dolce far niente.
Ik wilde reizen, maar had mijn kostbare tijd vergooid aan slapen tot de lunch en het vertoeven op dure terrasjes, waar dames in hun luxe kleding wachtten op hun 06-afspraakjes, die zelfs op tropische dagen een stropdas om hun nek droegen. Nu was ik door mijn erfenis heen en ik moest werken.
Het viel mij op dat er veel mensen vroeg op pad waren. Op het station is het 's ochtends vroeg veel drukker dan tegen koffietijd. Het zou toch veel beter zijn, wanneer mensen konden werken als het hun uitkwam.
De trein die ik moest hebben was een dubbeldekker, die de naam droeg van een bedreigd dier. Ik ging boven zitten, bij het raam. Tegenover mij ging een vrouw zitten. Uit haar Samsonite pakte ze een document en begon te lezen.
Onderweg staarde ik door het raam. Omdat er buiten niet veel te zien was, keek ik naar het spiegelbeeld van mijn reisgenote. Zij had een rood jasje aan. Haar haren vielen net iets over haar schouders. Zij was hooguit drie jaar ouder dan ik. Even keek ik naar haar handen, maar kon ze door het boekwerk niet bekijken en via het raam kon ik niet zien of ze ringen droeg.
Het werkstuk had ze weggelegd en zij keek ook naar buiten. Omdat haar ogen niet op een neer bewogen om steeds een nieuw voorwerp op te vangen, moest ze ook naar een spiegelbeeld kijken. Haar blik viel op mij. Ik werd zenuwachtig en probeerde in de trein naar iets anders te kijken, maar steeds vielen mijn ogen op haar. Ik kon maar beter via het raam kijken dan rechtstreeks, dacht ik. Doordat ik een beetje nerveus deed, moest ze lachen.
`U reist voor het eerst in deze trein, he?' vroeg ze.
Ik schrok en keek haar direct aan. `Hoe weet u dat?'
`Het is niet moeilijk te raden. De meeste mensen die op het beginpunt instappen, kiezen iedere dag dezelfde plaats. U zit op die van mij.'
`Dat wist ik niet. Ik reis zelden met de trein, zeker niet om deze tijd.' Ik wilde opstaan om haar plaatsje vrij te maken.
`Blijf rustig zitten, hoor,' zei ze. `Waar gaat u naar toe?' vroeg ze vriendelijk.
`Naar een vriend,' loog ik. `We gaan binnenkort in Zuid-Amerika een rondreis maken.'
`Dat is interessant. Ik wou dat ik meer tijd had om te reizen.'
`U reist niet veel?'
`Meestal ging ik in de zomer met mijn ouders naar Spanje. Tijdens mijn studietijd ontbraken mij de financiën om op reis te gaan, in de vakanties moest ik werken om mijn studie te betalen. Nu ik het geld er voor heb, ontbreekt de tijd,' zei ze spijtig.
`Heeft u dan zo'n drukke baan? Ik heb een paar jaar geleden onverwachts een erfenis gekregen, hiervan ga ik de wereld rond. Vorige maand ben ik teruggekomen uit Australië.'
`Dan was het een flinke erfenis.'
Ik genoot van het gesprek. Als ik Spanje maar meed kon ik van alles vertellen. Ik had genoeg gelezen over verschillende, weinig toeristische landen. Het was immers echt mijn bedoeling geweest om een wereldreis te maken.  Het verder dagdromen hierover deed mij goed.
Zij waardeerde het gesprek. Keek soms jaloers naar mij.
`Misschien maak ik later een wereldreis. Echt jammer dat ik er geen tijd voor heb.'
`Anders zouden we samen kunnen gaan,' zei ik en zij glunderde.
De komende maanden zou ik een trein later kunnen nemen, zodat het lijkt dat ik dit traject niet meer reis. En in die tijd zou ik een aantal boeken over Zuid-Amerika kunnen lezen.
We moesten op hetzelfde station uitstappen.
`Tot ziens,' zei ik.
`Ik hoop het,' zei ze oprecht.  In de stationsrestauratie nam ik een kopje koffie. Het bakkie troost smaakte me minder, naarmate het steeds meer tot mij doordrong wat voor een streek ik uitgehaald had. Het was zo'n lieve vrouw, erg vriendelijk. Ze geloofde ook alles wat ik zei, zodat ik steeds meer vertelde. Ik kan haar maar beter niet meer onder ogen komen. Eeuwig de volgende trein nemen en hopen dat zij haar trein nooit mist.
`Eerst melden bij de receptie', stond er op een bordje dat vlak naast de deur was geplaatst. Ik liep naar de balie toe.
`Juf, ik moet me melden bij personeelszaken.'
`Een ogenblikje.' Zij handelde eerst een telefoontje af.
`Wat is Uw naam?'
`Jos van Sloten.'
`Gaat u maar zitten. U wordt zo opgehaald.'
Na een tijdje kwam de man met wie ik het sollicitatiegesprek gevoerd had, me halen. Nadat hij de nodige formaliteiten geregeld had, belde hij mijn collega in spe op.
`Mevrouw de Roos, u kunt de heer van Sloten halen.'
Er kwam een vrouw de kamer binnen, ze had een rode rok met een rood jasje aan.
`Misschien kunnen we eens samen op reis gaan,' zei ze.
`Elke dag naar het werk,' zei ik. Haar betoverende lach maakte mij erg klein.   

Najaar 1992
1000woorden.nl
Copyright ©2017 Peter Huster
Terug naar de inhoud | Terug naar het hoofdmenu